1945 : biografie van een jaar
Ian Buruma
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2018 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : JAPAN 945.6 |
Dirk Leyman
i /un/20 j
'Misschien kwam het door mijn jeugd in een cultureel gemengd gezin, of misschien door iets in mijn karakter, dat ik me altijd aangetrokken voelde tot buitenstaanders', schrijft Ian Buruma (°1951) in Tokio mon amour. Toen de tegenwoordige hoofdredacteur van The New York Review of Books in 1975 neerstreek in Japan, koesterde hij er zijn status van stille outsider. Overweldigd was hij door het kleurenpalet, de theatraliteit en het hallucinatoire effect van de hoofdstad. Alsof Buruma zich uitleverde aan 'surrealistische fantasieën die waren ontsproten aan de koortsachtige verbeelding van een dichter'.
Tokio, waar 'de naargeestige sfeer van de oorlog had plaatsgemaakt voor een uitbundig hedonisme', betekende de gedroomde ontsnappingsroute voor Buruma. De zoon van een Brits-Joodse moeder en een Nederlandse protestantse vader wilde zich per se ontworstelen aan zijn beschermde Haagse upper-classmilieu. Aangelokt door het personage Kyoko uit de film Domicile conjugal (1970) van François Truffaut én een schokkende voorstelling van het avant-gardistische Japanse theatergezelschap Tenjo Sajiki, leek het alsof hij 'door het sleutelgat van een groteske peepshow gluurde'.
De naar sensaties snakkende student sinologie in Leiden wist het zeker: 'Op naar Tokio, dacht ik. Zo snel mogelijk.' Een beurs voor een studie aan de filmacademie bood de gedroomde kans. Zijn (Japanse) vriendin Sumie voegde zich bij hem, al zat Buruma op dat moment nog ferm in de knoop met zijn seksuele identiteit. Op de cover van het boek oogt hij als het evenbeeld van de jonge homoseksuele globetrotter-schrijver Bruce Chatwin.
Aarzelende jongeman
Ian Buruma zou zich later ontpoppen als een notoir kenner van Azië en Japan (lees bijvoorbeeld De spiegel van de zonnegodin uit 1984) én een intellectueel van wereldformaat. Maar in Tokio mon amour is hij nog een aarzelende jongeman, bereid tot 'bijna totale onderdompeling' en overgave aan 'het uitbundig soort hedonisme' dat in de Japanse hoofdstad heerste. Een stad waarbij zelfs Los Angeles in het niets viel. Waar kon je overigens beter een buitenstaander zijn dan in Japan? Het land onthaalt de gaijin (buitenlander, DL) warm en vriendelijk, maar houdt hem ook op deskundige afstand. 'Ik wilde een beetje aan de rand blijven, er niet helemaal bij horen, maar er ook niet buiten vallen, het een noch het ander, een geboren fellowtraveller, een mannelijke homovriendin, een toeschouwer tussen sympathieke vreemdelingen.'
Na zijn zesjarige verblijf - en ondanks de genoten vrijheid - zal hij beseffen dat hij steeds een gaijin zal blijven. Tijd om te verkassen. Naar Londen, in zijn geval.
Ruige subculturen
Aanvankelijk voelt Buruma zich verdwaasd en verdoofd in het doolhof van het plastic fantastic Tokio, 'met zijn bonte verzameling van pastichegebouwen'. Maar al snel neust hij rond bij allerhande groupuscules en zoekt hij soelaas bij ruige, ongetemperde subculturen. Hij ontmoet er vooraanstaande culturele iconen, die verrassend benaderbaar bleken. Onder meer de Amerikaan Donald Richie, een experimenteel filmmaker en essayist, zal hem op sleeptouw nemen.
Buruma raakt bevangen door de cinema van de Japanse Grote Drie: het 'zenachtige minimalisme' van Yasujiro Ozu, de 'weelderige en schilderachtige Japanse esthetiek' van Kenji Mizoguchi en 'het technische vernuft' van Akira Kurozawa. Het zijn drie regisseurs van wie hij vooral het 'emotionele realisme' omhelst. Even zelfs wordt Buruma samen met Richie ingelijfd in Kurozawa's film Kagemusha en draven ze op in bijrollen als Portugese missionarissen, tot twee andere buitenlanders de voorkeur krijgen. Later zal hij toch acteren, onder meer bij het Situatietheater van Kara Juro.
Evengoed begeeft Buruma zich in obscure bioscopen waar het genre van de roman porno (porno romance), met 'vaak inventieve plots', opgeld maakte. Hij ziet hoe de beruchte pornografische art movie Het rijk der zinnen uit 1976 van Nagisa Oshima, vol harde (wurg)seksscènes en een pleidooi voor vrouwelijke lust, uitgroeit tot een wereldwijd succès de scandale. Uitvoerig beschrijft Buruma hoe hij gesofisticeerde peepshows bezocht. Zo is hij in Kyoto getuige van een spektakel, de tokudashi, waarbij mannen met een vergrootglas en zaklamp meisjes 'onderzoeken' die op een ronddraaiend podium hun schaamstreek ontbloten. 'Deze wereld was zowel vreemd als volkomen menselijk, als een of ander primitief ritueel.' Of hij vertoeft in kringen waar mannen er prat op gaan dat ze Yukio Mishima nog hadden gekend, de Japanse schrijver die in 1970 als een samoerai zelfmoord pleegde door zijn buik met een zwaard open te snijden.
Niet minder intens zijn Buruma's beschrijvingen van circusfreaks als De Menselijke Pomp of 'het meisje dat de kop van de kip afbeet'.
Buruma windt er geen doekjes om: hij was mateloos aangetrokken tot de drievuldigheid van ero, guro en nansensu - het erotische, het absurde en het groteske. Alsof hij gegijzeld werd door een primitieve oerkracht, als verzet tegen zijn 'goedburgerlijke milieu'. Hij legde zich ook toe op fotografie, 'de perfecte kunst voor een voyeur die zich langs de randen beweegt', aangevuurd door het verontrustende werk van Daido Moriyama, Shomei Tomatsu of Araki. 'Araki's gezicht - met het kleine ronde brilletje, zijn snorretje en zijn indringende voyeursoogjes' groeide uit tot een icoon. De fotograaf stapte door de louche zelfkant 'als een hedendaagse Toulouse-Lautrec'.
Maar Buruma pikte graantjes uit talloze artistieke ruiven. Indrukwekkend zijn de ontmoetingen in Tatsumi Hijikata's Asbeststudio, 'doortrokken van pijn, marteling en dood' en geïnspireerd door De Sade en Jean Genet. 'Kunstenaars moeten misdadigers zijn', vond Hijikata. 'Ze moeten bloed laten vloeien.' Buruma bespaart niet op cassante details in deze vrijmoedige memoires waarin hij zichzelf als een op zintuiglijke en kunstzinnige ervaringen beluste jonge kerel afficheert. Zijn prettig meanderende essays zijn erudiet maar tegelijk erg down-to-earth, doorspekt met foto's en ragfijne observaties over een land vol ongrijpbaarheden.
Helemaal vrij
Buruma evoceert zichzelf en zijn omgeving met geamuseerde verbazing en beseft dat 'cultureel gedrag altijd een soort toneelspel' is. De latere Erasmusprijswinnaar laat ons in Tokio mon amour diep in de onderbuik van Japan loeren. Een queeste die hemzelf voorgoed veranderde. Of zoals zijn mentor Richie het hem toefluisterde: 'Voor een romanticus, iemand die openstaat voor andere manieren van zijn, is Japan vol verrukkingen. Niet dat je er ooit echt bij zult horen. Maar je bent wel helemaal vrij. En je kunt beter vrij zijn dan ergens bij horen. Want hier kun je precies worden wie je wil zijn.'
Catherine Vuylsteke
i /un/01 j
Ian Buruma is een onwaarschijnlijk erudiete duizendpoot. Zowat twintig boeken heeft hij tot nu toe geschreven, over Japan en China, maar ook over de Tweede Wereldoorlog, het internationaal terrorisme, de moord op Theo van Gogh en zijn eigen grootouders. Tot vorig jaar had hij een leerstoel democratie en mensenrechten aan het Bard College in de deelstaat New York en nu is hij hoofdredacteur van The New York Review of Books.
Toch wist hij als jongeman niet goed welke kant hij uit moest, lezen we in het openhartige en geestige Tokio mon amour. 'Ik was altijd een soort passant', schrijft Buruma, die in Den Haag opgroeide als kind van een Nederlandse vader en een Brits-Joodse moeder. 'Ik twijfelde er nooit een seconde aan dat het leven ergens anders veel spannender was.'
Na de middelbare school verbleef hij geruime tijd in Londen en Californië, om zich vervolgens aan een studie rechten en daarna aan kunstgeschiedenis te wagen. Uiteindelijk belandde hij in Leiden, bij de opleiding sinologie. 'Het zou op een dag nog wel eens van pas kunnen komen, ik hield van Chinees eten.'
Viel dat even tegen. De opleiding was ondergebracht in een afgedankte zenuwinrichting en de weinige studenten waren overtuigde maoïsten of aanstormende onderzoekers. Buruma bracht vooral tijd door in de homodisco van Amsterdam.
L'empire des sens
Twee 'toevalligheden' dreven hem een andere kant uit: hij raakte smoorverliefd op het Japanse personage Kyoko in Domicile conjugal, de film van François Truffaut, en werd van zijn sokken geblazen door een voorstelling van een avant-gardistische Japans theatergezelschap. 'Toen ik het Tenjo Sajiki voor het eerst zag, had ik het gevoel dat ik door het sleutelgat van een groteske peepshow gluurde waar zich allemaal bizarre dingen afspeelden. [...] Als Tokio hier maar een beetje op leek, dacht ik, moest ik met het circus mee.'
Spijt zou hij er niet van krijgen. Al bij zijn aankomst in de herfst van 1975 trof Tokio hem als een stad vol theatraliteit en hallucinaties. Hij schreef zich in aan de filmacademie, maar vooral buiten de school stak hij veel op. Hij raakte bevriend met Donald Richie, de Amerikaan die de Japanse film in het Westen introduceerde, en dook haast dagelijks onder in de kleine bioscopen waar de populaire 'roman porno' speelde, bij ons alleen bekend van het omstreden meesterwerk L'empire des sens van Nagisa Oshima. Porno was 'het favoriete genre van linkse kunstenaars die teleurgesteld waren in het politieke activisme, omdat daar in de jaren '60 helemaal niets mee was bereikt. [...] Na meer dan tien jaar van studentenprotesten was militant links uiteengevallen in ultragewelddadige facties als het Japanse Rode Leger', waarvan de leden bij zelfmoordacties stierven, 'terwijl hun sympathisanten bij de pornofilm terechtkwamen.'
Op de vlucht voor het beschermde, burgerlijke milieu van zijn jeugd, was Buruma hogelijk gefascineerd door de uitzinnige aspecten van de Japanse cultuur. Ero, guro en nansensu - het erotische, het groteske en het absurde - waren dominant aanwezig in de kunsten van de jaren '70. Die populariteit ziet hij als 'een reactie op de esthetiek van de elite die al sinds de tweede helft van de negentiende eeuw ofwel streng traditionalistisch was of een stoffige imitatie van de klassieke Europese cultuur'.
In het National Film Center maakte Buruma kennis met het werk van Ozu, Mizoguchi en Kurosawa, grootmeesters uit het gouden tijdperk van de Japanse cinema tussen de jaren '30 en '60. Wat hem trof, was hun 'emotioneel realisme'. 'Ze benaderden de meer duistere menselijke impulsen - seksuele, spirituele - met een zeldzame openheid, die men minder vaak zag in Europese en Amerikaanse films.'
Buruma ondervond Kurosawa's beruchte perfectionisme aan den lijve, toen hij samen met zijn vriend Richie als een Portugese missionaris in de film Kagemusha mocht opdraven. Een hele middag lang loste de regisseur de nieuwkomers in de krappe kleedkamer van geen vin. 'Precies de juiste hoeveelheid wit poeder in Donalds haar, de precieze coupe van onze jezuïetenpijen. Uiteindelijk bleek het allemaal voor niets. De rollen gingen naar twee andere buitenlanders.'
Onderbroek
Dat soort zelfrelativering duikt geregeld op in Tokio mon amour. Op gevatte toon houdt Buruma belevenissen en ervaringen kritisch tegen het licht en daarbij spaart hij ook zichzelf niet. Zo vertelt hij hoe een van de beroemdste experimentele theatermakers van Japan hem spottend 'Buroemah' noemde, wat onderbroek betekent. 'Jij, broekie, bent als een televisie', zei de man. 'Iemand die de levens van anderen in zich opneemt zonder zelf iets te creëren.'
Avontuurlijk waren zijn belevenissen in elk geval. Ooit moest hij Hitler nadoen in een voorstelling die even lang duurde als de Bolero van Ravel. Een tijdje was hij ook assistent van de beroemde modefotograaf Tatsuki Yoshihiro. Zoals veel traditionele Japanners vond die dat Buruma moest 'leren met het lichaam' (kijken en nadoen, zonder uitleg) - een tactiek die niet bepaald vruchten afwierp. Later werd hij lid van het experimentele Situatietheater van Kara Juro en Ri Reisen, die hem meenamen op hun eerste (weinig succesvolle) reis naar New York.
De jonge Buruma werd vooral aangetrokken door de rafelranden van de Japanse samenleving, maar via de marge belicht hij ook de bredere maatschappelijke context. Hier geen goedkope exotiek of culturele vervreemding. In een wervelende stijl loodst Buruma de lezer een wonderlijke maar tegelijk ook herkenbare wereld binnen. Het is geen alledaagse ervaring.
Vertaald door Arthur Wevers. Atlas Contact, 288 blz., 19,99 €. Oorspronkelijke titel: 'A Tokyo romance'.
Wim Visscher
De Brits-Nederlandse essayist en huidige hoofdredacteur van The New York Review of Books wekt met deze memoires de culturele underground in het Japan van eind jaren zeventig tot leven. Gefascineerd geraakt door de Japanse cinema en het Japanse avant-garde theater arriveerde hij in 1975 als 23-jarige met zijn Japanse vriendin in Tokio. Zelf een outsider – door karakter en jeugd in een cultureel gemengd gezin – werd hij altijd al aangetrokken tot buitenstaanders. Hij verbleef er tot 1981 en studeerde Japanse film aan de Universiteit in Tokio. Vanuit zijn herinnering schetst hij nu de spanning tussen Oost en West die hij toen ervoer. Hij voert de lezer mee naar de sfeer van Tokio in de jaren zeventig en de positie van de gaijin, de blanke buitenlander in Japan: bevoorrecht, vrij van het Japanse keurslijf en marginaal. De lezer leert kunstenaars kennen, de Japanse cinema- en theaterwereld en de traditionele tatoeëerder. De positie van gaijin voedde zijn status van stille outsider en observeerder. Iets wat in het boek nog versterkt wordt door de foto’s van zijn eigen hand. Vereist wel wat voorkennis van de Japanse cultuur.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.