In het Zuid-Afrika van de jaren dertig gaat de 22-jarige Poppie op zoek naar de lotgevallen van haar moeder Anna, die zij voor het laatst zag toen Poppie op haar negende jaar naar een kindertehuis vertrok.
Tussen de vrouw des huizes van een Zuid-Afrikaans landhuis en de dochter van een zwarte bediende bloeit in de eerste helft van de 20e eeuw een bijzondere vriendschap.