Een Vlaams dorp, eind negentiende eeuw. Elisabeth, gevangen in een ongelukkig huwelijk met de arts Guillaume, bevalt van een tweeling. De eerstgeborene is Valentijn, een prachtig zoontje, het tweede kind is zo misvormd dat de vader hem zelfs geen naam wil geven. Nameloos blijft echter in leven. Dan kondigt de Eerste Wereldoorlog zich aan.
Alphonse is met zijn geliefde Kat verhuisd naar de Vlaamse Westhoek. Ver weg van het drukke Brussel en het wisselvallige muzikantenbestaan is hij gelukkig met zijn eenmansklusjesbedrijf. Zijn klanten zijn lovend over zijn werk, en nog meer onder de indruk van hemzelf. Alphonse verspreidt rust, mensen stellen zich open voor hem, hebben zo sterk de behoefte aan zijn adviezen dat ze hem gaan opeisen. Alphonse is zich bewust van zijn charisma, maar wil goeroe noch Jezus zijn.
Remi, voorbestemd om in de Westhoek zijn vader als boer op te volgen, wordt achtervolgd door ontembare dromen en stemmen. De verhalen van zijn nonkel over de eerste wereldoorlog, een zwarte soldaat en een geest maken diepe indruk op hem. Hij wil andere horizonten opzoeken, treedt in bij de jezuïeten en volgt zijn hart naar Congo, waar hij door het Yaka-volk wordt beschouwd als revenant, een reïncarnatie van hun vroegere chef. Een mensengenezer.