Een Engelse kolonel houdt zich in 1946 bezig met de wederopbouw van het gebombardeerde Hamburg. Van zijn grote woning staat hij enkele kamers af aan een Duitse architect, maar dit is tegen de zin van zijn commandant en van zijn vrouw.
In de puinhopen van Hamburg net na de Tweede Wereldoorlog vindt een 14-jarige jongen een dode vrouw en een klein jongetje, dat in zijn gezin opgroeit en van wie bijna veertig jaar later het verhaal bovenkomt.