In dit semi-autobiografische boek vertelt een jonge vrouw over de reis vanuit haar kleine dorp naar de grote stad, waar ze een cursus 'boeken maken' wil volgen. Op de trein ontmoet ze twee bijzondere meisjes. Het ene meisje is arm en gaat haar geluk zoeken in de grote stad. Het andere mist een been, maar staat haar mannetje door fruit te verkopen. Ook wanneer de twee meisjes al lang verdwenen zijn, kan de jonge vrouw hen maar niet vergeten. In hun ogen leest ze immers ook haar eigen verhaal. Wat de drie jonge vrouwen verbindt, is dat ze zich - in een cultuur waar alles voor hen beslist wordt - weigeren te schikken in hun lot.
Shanti groeit op in een Indiase tempel, waar haar moeder haar na de geboorte heeft afgestaan. Mandhar, leerling priester, mag haar niet. De gids Aravind biedt Shanti troost en een leven buiten de tempel, maar Mandhar heeft een toekomst als tempeldanseres voor haar in gedachten.