Twee Marokkaans-Nederlandse vrouwen laten zich tijdens een vakantie in Marokko overhalen om een jongeman als verstekeling mee te nemen naar Spanje, met noodlottige gevolgen.
Ze zijn over de zee gekomen, de man en de jongen, en in het opvangcentrum hebben ze een nieuwe naam en persoonsgegevens gekregen. De autoriteiten luisteren hoffelijk en met kille barmhartigheid naar hen.
Een grensstad in de steppe. Uit de vlakte duikt een groep verwilderde vluchtelingen op. Ze veroorzaken angst en onrust in de stad. Als Pontus Beg, commissaris van politie, ze laat oppakken, wordt in hun bagage het bewijs van een misdaad gevonden. Beg ontrafelt de geschiedenis van hun helletocht, die gaandeweg verweven raakt met de ontdekking van het verhaal over zijn eigen afkomst.