In "Een kind van God" vertelt de schrijfster gewone verhalen over ongewone mensen. Ze kruisen elkaar op de bus, in een bejaardentehuis of op een trouwfeest. De verhalen gaan over uitsluiting en vervreemding. Over een oude man en een kleine baby die op elkaar moeten passen, over een jongetje dat niet naar school kan en op zoek gaat naar zijn grootmoeders. Over Ouarda, die door een onmogelijke liefde tickets voor het hiernamaals verkoopt op de tram.
Autobiografisch relaas van een jonge vrouw die zich ontworstelt aan een strenge mormoonse gemeenschap in Idaho en in Harvard en Cambridge gaat studeren.