Johanna Bonger verhuist in 1888 naar Parijs, het centrum van de kunstwereld. Nadat haar man overlijdt, ontfermt ze zich over de schilderijen van zijn onbekende broer, Vincent van Gogh.
Een jonge Nederlandse Marokkaan, die als infiltrant werkt voor de AIVD, ontdekt dat er een moord op een bekende Nederlander gepleegd gaat worden; diezelfde avond wordt zijn chef vermoord.