Albright, voormalig Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken, ontdekte tijdens haar ministerschap haar joodse wortels. Ze groeide op in Praag, maar vluchtte tijdens WO II naar Engeland. Dit verslag van haar jeugd schetst een beeld van Tsjecho-Slowakije tijdens de oorlog en de opkomst van het communisme.
Nazikopstuk Reinhard Heydrich, alias 'de beul van Praag' en 'het blonde beest', is uitvinder en uitvoerder van de Shoah, en een van de wreedste nazi's die het Derde Rijk kende. Hij was de chef van Eichmann en de rechterhand van Himmler. Bij de SS noemden ze hem HhhH': Himmlers hersens heten Heydrich. In mei 1942 wordt hij in Praag in zijn open Mercedes getroffen door een granaat.
Een 11-jarige Tsjechische jongen verliest bij een razzia in zijn dorp zijn familie uit het oog. Als hij ontdekt dat zijn kleine zusje is ondergebracht bij een Duitse boerenfamilie, heeft hij maar een doel: zijn zusje terugvinden.
De verteller in deze roman is geboren en getogen in het Tsjechische Theresienstadt, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog het beruchte concentratiekamp werd ingericht. Het is een stad vol onderaardse gangen, catacomben, barakken en geheime plekken. Om de in verval geraakte stad van de ondergang te redden wordt de herinnering aan de oorlog commercieel uitgebuit. De verteller wordt ook uitgenodigd om toeristen te helpen lokken naar Wit-Rusland, waar de duivel zijn werkplaats had, en waar zich vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog slachtingen hebben voorgedaan die de bevolking hebben gehalveerd.
Een arme Tsjechische sukkel die wat kruierswerk doet op een klein stationnetje, krijgt de schuld in de schoenen geschoven van het beramen van een aanslag op Hitler.