Een jongeman in naoorlogs Amsterdam voelt zich rond Kerstmis beklemd door zijn kleinburgerlijke omgeving en zijn zwartgallig innerlijk. Bewerking als ballonstrip.
Een jongen (ik-persoon) heeft veel last van de vechtscheiding van zijn ouders. Zijn moeder heeft veel luidruchtige seks met haar nieuwe vriend. Zijn vader is haatdragend en scheldt voortdurend op zijn moeder. Gelukkig krijgt hij een hond: Sinas. Samen met Sinas vlucht de jongen in zijn fantasie. Deels tekstloze ballonstrip. Vanaf ca. 15 jaar.
De nachtelijke tocht van de verteller met drie oosterse zeelieden die op zoek zijn naar een onvindbare vrouw. Bewerking als ballonstrip van de novelle.
Stripverhaal waarin oma aan haar kleinzoon Daniël en aan Jeroen, de kleinzoon van haar oude vriendin Helena, vertelt over de jodenvervolgingen. Omdat oma kon onderduiken overleefde ze de Tweede Wereldoorlog maar veel familieleden kwamen om in Auschwitz. Vanaf ca. 12 jaar.
Of men stripromans nu hooguit opgeklopte stripverhalen vindt of de graphic novel beschouwt als een (nieuw) medium, de expansieve groei van dergelijke beeldboeken inzake volume, formaat, teneur (en soms zelfs bombast) is onmiskenbaar. Maar wat vereist precies zo’n Grote Vlaamse Striproman? Is het een vette pil of net niet? Waarover handelt hij dan, wat moet erin, welke vorm en stijl mag hij krijgen? Of bestaat dat stripboek gewoonweg al? Curatoren Sébastien Conard en Patrick Bassant legden deze kwesties voor aan enkele kenners én tonen de punctuele, beeldende bijdragen van hedendaagse graphic novelists uit Vlaanderen, Nederland en Franstalig België. Met bijdragen van Ephameron, Martha Verschaffel, Serge Baeken, Shamisa Debroey, Olivier Deprez, Mélanie Corre, Dominique Goblet, Guido van Driel en vele anderen.