1897. Vier gezinnen bewonen een landgoed in de Povlakte. Gebouwen, land en vee zijn eigendom van een grootgrondbezitter die tweederde van de oogst opeist. Wanneer de zesjarige Menek – de enige die naar school gaat – zijn klomp breekt, werkt zijn vader dag en nacht om een nieuwe te maken. Hij heeft hiervoor echter hout gebruikt van een boom die hij zonder toestemming heeft geveld.