Wanneer Maria Stepanova door de spullen van een overleden tante gaat, ontdekt ze een voor haar onbekende familiegeschiedenis. De oude postkaarten, brieven, dagboeken, foto's en souvenirs tonen haar hoe een schijnbaar gewone Russisch joodse familie erin slaagde de turbulente 20ste eeuw te overleven en te verwerken. Uit een poging tot reconstructie van de gebeurtenissen en figuren uit deze voor Stepanova weinig bekende wereld, ontstaat een omvattend filosofisch essay - deels memoire - over het geheugen. Stepanova gebruikt hierbij tal van culturele referenties: ideeën van visionairs als Barthes, Susan Sontag, Nabokov, WG Sebald - om er maar een paar te noemen, komen voortdurend naar voren in het verhaal.
Twee jeugdige geliefden sturen elkaar brieven. Ze blijken niet alleen ruimtelijk, maar ook in de tijd van elkaar gescheiden. De jongen, Volodja, doet als soldaat mee aan de Bokseropstand in China; het meisje, Sasja, schrijft vanuit het Sint-Petersburg van nu. In de brieven die ze elkaar schrijven en waarin het lijkt alsof ze elkaar kennen, vertellen ze over hun eigen leven, herinneringen en de gebeurtenissen die ze meemaken.
Tijdens de laatste maanden van zijn gevangenschap (1917-18) bouwt de ten dode opgeschreven tsaar Nicolaas II van Rusland een relatie op met de dochter van de beruchte genezer Gregory Rasputin,
Ervaringen van asielzoekers - echt, verzonnen of geleend - beschrijven de geschiedenis van het Rusland van de twintigste eeuw en raken vervlochten met persoonlijke herinneringen van een tolk.