Als de Duitsers Polen binnenvallen, wordt de woonwijk van Misja (ik-figuur) het Joodse getto van Warschau. Misja raakt de moed kwijt, totdat hij bij een verzetsgroep komt, die een opstand aan het voorbereiden is. Met veel illustraties. Vanaf ca. 15 jaar.
Als enige overlevenden van een pogrom in hun Poolse dorp in 1920 reizen de twee zusjes Devorah (ik-figuur) en Nechama samen met een joodse weldoener naar Zuid-Afrika, waar een nieuw leven op hen wacht. Vanaf ca. 13 jaar.
Als het Land van de Poppen is overmeesterd door ratten, voert een magische wind de pop Karolina naar het atelier van de poppenmaker Cyrill in de Poolse stad Krakau. Daar is het oorlog. De pop en de poppenmaker gaan Joodse kinderen helpen. Vanaf ca. 12 jaar.
In 1939 brengen de nazi's de joodse bevolking van het Poolse Lodz onder in een getto. Van de 270 000 mensen overleven er 800 de oorlog, waaronder 12 kinderen. Dit is het verhaal van één van die kinderen, Syvia. Zij vertelt hoe het leven in het getto hard was en vol honger, kou en dood, maar ook hoe het geluk soms toch niet veraf was.
Chan is helemaal vanuit China naar Nederland verhuisd. Hij ontmoet kinderen in de straat, die uit verschillende landen komen. Wat eten ze en wat voor taal spreken ze? Met verhaaltjes op rijm en kleurenillustraties over een dubbele pagina. Vanaf ca. 4 jaar, zelf lezen vanaf ca. 7 jaar.
Het joodse meisje Ester (ik-figuur) verliest tijdens de Tweede Wereldoorlog haar ouders en wordt naar een kinderweeshuis in Warschau gebracht. Ester kan door haar trauma niet meer praten en schrijft over haar ervaringen in een dagboek. Vanaf ca. 14 jaar.
Illustratoren uit de hele wereld maakten bij een tekst naar keuze een illustratie. Met illustraties in allerlei technieken. Om samen met kinderen vanaf ca. 7 jaar te bekijken.
Een joods-Pools meisje van zeven, dat tijdens de vlucht voor de nazi's door haar moeder bij boeren is achtergelaten, overleeft de verschrikkingen van een getto. Vanaf ca. 15 jaar.
Warschau, eind de jaren dertig, begin de jaren veertig. In de Krochmalnastraat 92 staat het weeshuis van Dokter Korczak. Eén van de wel 200 kinderen in het weeshuis heet Blumka. Zij vertelt in haar dagboek in woord en in beeld over het leven en over de andere kinderen in het weeshuis. Over Zygmus die altijd honger heeft en zelfs levertraan lekker vindt en Pola die een erwt in haar oor stopte en Szymek die de meeste uien kan pellen. En natuurlijk vertelt ze ook over ‘Onze Dokter’ die vindt dat je kinderen de waarheid moet vertellen, dat kinderen even belangrijk zijn als volwassenen, dat jongens af en toe – als het echt niet anders kan – mogen vechten en nog zoveel meer. Tot de oorlog uitbreekt en Blumka niet langer in haar dagboek kan schrijven.