Als in Leiden anno 1552 een katholiek meisje verliefd wordt op een jonge lutherse arts, kan haar vader dit niet accepteren en onterft haar. Na hun huwelijk verhuist het stel, trouwe aanhangers van Willem van Oranje, naar Breda.
In de 16e eeuw, als Elizabeth Tudor koningin van Engeland wordt, neemt zij een in de liefde teleurgestelde jongeman in dienst als haar spion in een door godsdienstoorlogen verscheurd Europa, waarbij zijn loyaliteit zwaar op de proef wordt gesteld.
Als Filips de Goede haar in 1425 opsluit in Gent, besluit Jacoba van Beieren, dan 24 jaar, op te schrijven wat ze tot dan toe allemaal heeft meegemaakt.