Bij de plundering van Constantinopel in 1204 vertelt een avonturier en aartsleugenaar zijn leven aan een geschiedschrijver, waarbij onwaarschijnlijke en fantastische verhalen zich vermengen met een serieuze historische achtergrond.
Een avonturier komt in de 16e eeuw niet door het geloof, maar door de romantiek terecht in het door de Turken belegerde Malta van de johannieterorde waar hij als kenner van de Ottomaanse oorlogstactieken als spion wordt ingezet.