Het verhaal van de Nederlandse Truus Wijsmuller-Meijer die eind jaren dertig door het regelen van kindertransporten vanuit Wenen duizenden Joodse kinderen in veiligheid wist te brengen.
Het is 1938. Nazi-Duitsland is Oostenrijk binnengevallen en alle grenzen zijn gesloten. Adolphine, Pauline, Marie en Rosa Freud hebben een voorgevoel wat hun te wachten staat en hopen dat hun broer Sigmund visa kan krijgen zodat zij Oostenrijk kunnen verlaten. Sigmund Freud heeft inderdaad een lijst opgesteld voor de visumaanvragen, maar de namen van zijn zussen ontbreken. Adolphine is geschokt: wat beweegt Sigmund tot zo'n daad om zelfs voor zijn hond een visum te regelen, maar niet voor zijn directe familieleden? Ze denkt terug aan haar jeugd, aan de liefdeloosheid van haar moeder, en aan de liefde van haar broer.
Nelli en Steffi, twee joodse meisjes, vluchten in 1939 van Wenen naar een klein Zweeds eiland; vooral Steffi kan maar moeilijk wennen. Vanaf ca. 11 jaar.