In 1559 verhuist Andreas Vesalius, de beroemde anatoom, naar het Spaanse hof. Hij maakt er kennis met Fernando de Valdés, die als grootinquisiteur verantwoordelijk is voor de gruwelijke ketterverbrandingen die overal plaatsvinden. Vesalius weigert in te gaan op zijn voorstel om als arts voor de inquisitie te werken, maar Valdés blijft Andreas van nabij volgen. Wanneer hij ontdekt dat de Brusselaar plannen heeft voor een studie over de menselijke ziel, slaat zijn interesse om in vijandigheid. Het leven en het welzijn van de familie Vesalius staan op het spel. Over de vijf jaar die Vesalius doorbracht aan het Spaanse hof is maar weinig geweten. Hier vertelt de auteur wat er gebeurd zou kunnen zijn.
De gevierde kunstenaar Michelangelo, groot geworden dankzij de opdrachten van de Kerk, krijgt een afkeer van de weelde en intriges waarmee prelaten uit de katholieke kerk zich omringen.
Zuid-Frankrijk, 1242. De veertienjarige Philippe is katholiek, maar zijn beste vrienden zijn katharen. Tijdens de oprukkende inquisitie kiest hij de kant van zijn vrienden. Samen vormen ze de ‘orde op brood en wijn’. Hij wordt nu zelf aanzien als een ketter.