Schets van de twintigste-eeuwse geschiedenis van Hongarije aan de hand van het levensverhaal van de Hongaarse grootvader van de auteur, die na de opstand van 1956 naar België vluchtte, maar later terugkeerde naar Boedapest.
Tijdens de Watersnoodramp in 1953 ontstaan hechte relaties binnen twee families. Hun verwikkelingen worden verder gevolgd tegen de achtergrond van de Hongaarse opstand in 1956.
Deze epische familiekroniek begint in 1705, wanneer de Czuczor-drukkersfamilie op de vlucht moet slaan omdat het Habsburgse leger de opstand voor de Hongaarse onafhankelijkheid onderdrukt. De familieleden komen allemaal om, met uitzondering van de kleinzoon, die het op miraculeuze wijze overleeft. De familie heeft sindsdien altijd een kroniek bijgehouden en dit aan de volgende generaties doorgegeven. Twaalf zonen zijn zo getuigen van sleutelmomenten in de Hongaarse geschiedenis.