Kigali, 1994. De hel breekt los in Rwanda. Het lijkt een chaos, gewelddadig en moordzuchtig, maar deze hel is zorgvuldig georkestreerd door een corrupt regime. Ontwikkelingssamenwerker David Hohl draait de deur achter zich op slot en sluipt de tuin in om zich achter de reservegenerator te verstoppen, waar zijn collega’s hem niet zullen vinden.
Maguerita Singe ontvluchtte na de burgeroorlog van 1994 haar geboorteland Rwanda. Als politiek vluchtelinge kwam ze in Nederland terecht. In Nederland komt ze in een totaal andere cultuur terecht. Met verbazing en humor vertelt ze over haar ervaringen. Ze onthoudt zich niet van scherpe kritiek, bijvoorbeeld rond de menselijke prijs van de welvaart en de betekenis van integratie.
Alou, een jonge Malinese honingjager, heeft een wilde bijenkorf gevonden in een baobab. Tot de tanden gewapende jihadisten rijden op hem af in een 4x4 en brengen de boom tot ontploffing. Tussen het puin vindt Alou een beeld van een zwangere vrouw, zo goed als intact. Op verzoek van zijn vader trekt hij naar Dogongebied om het te tonen aan de wijze van het dorp, de hogon, die door iedereen gewaardeerd wordt om zijn eruditie. De oude man herkent het beeldje meteen. Ze is volgens hem het werk van de meester van Tintam, waarvan al een eerste Moeder met Kind in het Louvre staat, in het Pavillon des Sessions. De oude man vermoedt dat het beeld, in deze tijd van barbarij, veiliger is bij haar zus in het Louvre dan in Mali. En Alou krijgt van de hogon, natuurlijk, de dringende missie de Moeder met Kind naar Parijs te brengen.
Een uitgebluste priester en een jonge idealistische Engelse leraar raken betrokken bij de genocide in Rwanda in 1994 en moeten kiezen: vluchten of helpen