In zijn fictieve memoires beschrijft de Vlaamse schilder Hans Memling (ca. 1430-1494) zijn leven en werk in Brugge en hoe hij in 1483 in Engeland terechtkomt in de strijd om de Engelse troon tussen de huizen van York en Lancaster.
Engeland, 1464. Geholpen en opgehitst door de rauwe ambitie en de heksenkunsten van haar moeder Jacquetta, slaagt de jonge weduwe Elizabeth erin koning Edward IV te verleiden. Ze trouwt in het geheim met hem, waardoor ze lid wordt van de familie van de Witte Roos, het Huis van York. Er zijn echter nog andere troonpretendenten, die geen middel schuwen om hun doel te bereiken.
Een jonge Engelse ex-novice die als marskramer aan de kost probeert te komen, wordt op een van zijn reizen geconfronteerd met de verdwijning van twee personen in Londen.
Een marskramer, die als lijfwacht met de drager van een belangrijke brief naar Frankrijk wordt gestuurd, gaat na de moord op zijn baas op zoek naar de dader.