1941. De Sovjetpolitie pakt de vijftienjarige Litouwse Lina op en deporteert haar samen met haar moeder en broertje naar Siberië. Haar vader is opgesloten in de gevangenis. Voor Lina en ontelbare andere mensen begint een uitzichtloze lijdensweg langs werkkampen waarbij iedereen dikwijls letterlijk moet vechten om te overleven. Lina begint de mensen en hun situatie te tekenen om er voor te zorgen dat dit gebeuren niet vergeten raakt. Ze smokkelt de tekeningen de kampen uit.
Een dorpsonderwijzer gaat naar de overkant van de Wolga om een Duitse kolonistendochter te onderwijzen en in de periode van revolutie en hongersnood ruilt hij volkssprookjes voor melk met een communist.
Italië, 1939. Guido, een grote levensoptimist is verliefd op Dora, die als bruid beloofd is aan een fascistische bureaucraat. Zoals in een sprookje ontvoert Guido zijn geliefde op de dag van haar verloving. Vijf jaar later krijgen ze een zoon. Intussen is in Italië de rassenwet in werking getreden en wordt Guido - omdat hij een jood is - samen met z'n zoon tegen alles en iedereen te bescherming. Hij slaagt erin zijn angst te overwinnen en zijn gevoel voor humor te laten zegevieren. Tegen iedereen die het horen wil, vertelt hij dat het leven, ondanks alles, wondermooi is!