De stokoude Helena blikt terug op haar jeugd ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Een gruwelijke, maar voor haar ook erg belangrijke periode, waarin ze volwassen werd en haar grote liefde ontmoette. Nu vult Helena haar dagen met het neerschrijven van haar herinneringen aan die bewogen tijd in lijvige volumes, die ze echter nooit herleest.
Twee mannen bewaken in de garage de enige toegang van een flatgebouw waar alleen de allerrijksten kunnen wonen. Buiten komen ze niet, wellicht omdat er een oorlog gaande is of er een kernramp is geweest, meer weten ook zij niet.
Om zich alsnog te kunnen verzoenen met zijn leven, verlaat Désiré Cordier het pad zoals dat richting graf voor hem was uitgestippeld.Zijn gevoel van eigenwaarde, dat door zijn huwelijk was aangetast, wint hij terug als hij op een heuglijke dag, gezond en wel, in een tehuis voor seniele bejaarden wordt geplaatst. Hij belazert de kluit op virtuoze wijze door zich voor te doen als demente en incontinente grijsaard die op zijn einde afstevent. De rol van zijn leven, en die wordt nóg veelbelovender als er opeens een demente jeugdliefde in het tehuis opduikt.
In de verdere lotgevallen van een Belgische vrouw tekent zich steeds meer de 'Belgische ziekte', de institutionele corruptie, af. Vervolg op 'Het goddelijke monster'.