Dit boek verhaalt het levenseinde van de auteur, die aan borstkanker leed en intussen overleden is. Het boek is bedoeld voor mensen die over hun eigen levenseinde piekeren, maar ook voor beleidsmakers in de gezondheidszorg, artsen, verpleegkundigen en ziekenhuismanagers.
In deze semiautobiografie voert de auteur een aantal personages op van wie de lezer het op de heupen krijgt, met wie hij sympathiseert, die hij graag nooit of ooit tegen het lijf zou lopen, en van wie hij zich afvraagt: bestaan ze werkelijk? Op deze vraag kan alleen de schrijver antwoorden. De belangrijkste personages zijn echter van vlees en bloed; het zijn het ik-personage, en Poppy en Eddie, zonder wie het ik-personage niet zou functioneren. Als de enige echte Poppy iets overkomt wat je niemand zou toewensen, is het aan Herman Brusselmans en Eddie om haar bij te staan tot ze weer de vrouw zal worden die in de ogen van haar geliefden niet alleen onvervangbaar is maar evengoed uniek, prachtig, en voor altijd eeuwig.
Sarahs moeder overleed op jonge leeftijd aan borstkanker. Nu ze zelf twee dochtertjes heeft, blijkt ook Sarah slachtoffer van een erfelijke borstkankergen te zijn. In haar strijd tegen deze dodelijke ziekte wordt ze geconfronteerd met haar grootste angst: dat haar dochters moeten opgroeien zonder hun moeder.
De auteur beschrijft in dagboekvorm haar leven gedurende één jaar vanaf de dag dat zij besloot een einde te maken aan haar drankverslaving en de veranderingen die dat met zich meebracht.