Het boek opent met een rondleiding door Maassluis, waar 't Hart opgroeide, en het mondt uit op de begraafplaats van diens woonplaats. Daar heeft hij een afspraak met een zekere Tobias Todt, een Duitse fotograaf die uit een ander tijdperk lijkt gekatapulteerd en hem aan zijn sterfelijkheid herinnert. Tussen die twee uitersten bevinden zich nog zestien andere hoofdstukken.