Een jonge vrouw komt in het middeleeuwse Gent terecht, waar ze voor een ingrijpende keuze komt te staan: trouwen en stoppen met schilderen, of schilderen en voor altijd maagd blijven.
Wannes erft de oude schrijfmachine van zijn opa. Het is geen doodgewone schrijfmachine, want naar verluidt zou de dief van De Rechtvaardige Rechters op deze draagbare Royal zijn afpersingsbrieven hebben getikt. Wannes raakt helemaal in de ban van ‘de grootste kunstdiefstal aller tijden’. Maar tegelijk ook van Nina, de extravagante dochter van meneer Vangoidsenhove, zijn leraar geschiedenis. Samen gaan ze op zoek naar het gestolen en voorlopig nog altijd niet teruggevonden paneel van het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck.
Een journalist is gefascineerd door de diefstal van een paneel van een altaarstuk van Jan van Eyk in Gent en door een jonge vrouw die het levensgevaarlijke historische geheim erachter meent te kennen.
De auteurs analyseren het werk van Jan van Eyck aan de hand van details, die ze rangschikken op thema: natuur, architectuur, het dagelijkse leven, het goddelijke etc. De ware kracht van zijn schilderkunst schuilt volgens hen in de suggestie: hij begreep dat het menselijke brein de visuele waarneming kan aanvullen.