Een groep jonge Joodse vrijwilligsters vertrekt in 1937 vanuit België naar Spanje om daar de gewonden van de burgeroorlog te verzorgen. Op deze manier willen ze hun steun betonen aan de Tweede Spaanse Republiek en opstaan tegen het oprukkende fascisme van generaal Franco. Ook na hun terugkeer naar België strijden ze in de Tweede Wereldoorlog op leven en dood tegen de uitwassen van het fascisme.
In Spanje wordt na de Tweede Wereldoorlog een internationaal netwerk opgezet dat een veilig heenkomen zoekt voor nazi's. Vanuit het Spaanse verzet probeert men hierin te infiltreren.
Daniël Sempere is inmiddels getrouwd en vader van een kind. Het gaat niet goed met zijn vaders boekwinkel in Barcelona. Op een dag krijgt Daniël een goede, maar spookachtige klant. Dit vormt de aanleiding tot de onthulling van een vreselijke episode uit het leven van zijn collega en vriend Fermín. Er volgt een terugblik op de vreselijke toestanden die plaatsvonden tijdens de Spaanse Burgeroorlog die Fermín ternauwernood overleefde.
Sira Quiroga werkt in een van de beste naaiateliers van het Madrid in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Ze is verloofd met een nette jongen en haar toekomst lijkt uitgestippeld. Dan gooien twee mannen haar leven overhoop: een aantrekkelijke bon-vivant en haar vader, die ze nooit heeft gekend. Sira laat alles achter en vlucht met haar minnaar voor de naderende burgeroorlog naar Marokko, waar ze zorgeloos geniet van een leven vol feesten, vrijheid en luxe. Totdat ze in de steek wordt gelaten en berooid achterblijft.
In de turbulente jaren 1935-1936 wordt in Spanje de kloof tussen extreem rechts en extreem links (communisten; anarchisten) hoe langer hoe groter en neemt het geweld over en weer hand over hand toe.
Het verhaal van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) aan de hand van de wederwaardigheden van drie beroemde stellen: schrijvers Ernest Hemingway en Martha Gellhorn, fotografen Robert Capa en Gerda Taro, en perscensors Arturo Barea en Ilsa Kulcsar.