Piero Rosini is jong, heeft een mooie vrouw, een rijke vader en een zus die hem wil introduceren in de literaire wereld. Maar al die zorgeloze, burgerlijke voorspoed doet hem niets. Rosini is een fanatieke katholiek. Hij is het toonbeeld van opoffering en seksuele onthouding en niets lijkt hem van het rechte pad te kunnen brengen. Maar één avond in een café, waar hij zijn schoonzus Ada ziet dansen, volstaat om zijn zekerheden op losse schroeven te zetten.
Commissaris Montalbano worstelt met zijn liefdesleven en is dol op de Siciliaanse keuken. Hij krijgt te maken met een gestolen kadaver van een paard en met een halfnaakt lijk, met een kogel erin. Twee verhalen die in elkaar overlopen. Wat aan de ene kant glashelder lijkt, is aan de andere kant volkomen duister. En dan wordt er ook nog bij hem thuis ingebroken. Hij belandt in een ware nachtmerrie, die hem naar stallen en renbanen voert. Ook het ouder worden beleeft hij als een gruwel. Hij heeft eigenlijk een bril nodig, maar weigert daaraan toe te geven.
De geadopteerde zoon van Leonardo da Vinci schrijft brieven naar zijn onbekende opdrachtgever over de vorderingen die zijn vader maakt in het onderzoek naar een lastercampagne tegen de paus.
Tegen de achtergrond van het Risorgimento, de roerige jaren van de Italiaanse eenwording (1815-70), blikt Carlino Altoviti terug op de hindernissen die een jongeman moet overwinnen om volwassen te worden en op zijn worsteling met de liefde en politieke idealen. Portret van het verval van het eeuwenoude feodale regime.
Een vrouw spreekt vanuit het hiernamaals, dat wordt voorgesteld als een 'Tehuis' dat wordt bestierd door een 'Voorzitter'. De auteur verwijst naar de oude mythe van Orpheus en Eurydice, maar herschrijft dit verhaal vanuit het standpunt van zijn Eurydice. Die haalt herinneringen op aan haar man en zorgt er uiteindelijk zelf voor dat haar Orpheus het geheim van het hiernamaals niet te weten komt.
Salvo Montalbano, politiecommissaris op Sicilie͏̈, vindt twee ernstig beschadigde vrouwelijke opblaaspoppen en vervolgens het dode lichaam van een ontvoerd meisje.
Als in 1981 in Milaan een rechter een terreuraanslag van de Rode Brigades onderzoekt, vindt hij een parallel met de gewelddadige dood van zijn vader in 1943.
Het is begin jaren tachtig. Tony Pagoda schittert als Italiaanse nachtclubzanger, woont in Napels met zijn vrouw en kind, heeft een vriendin en vindt dat hij alles uit het leven haalt wat erin zit. Hij vertelt over zijn jeugd, over zijn vrienden en over zijn grote liefde Beatrice, de enige vrouw van wie hij echt heeft gehouden. Hij is cynisch, slecht, slim en bovenal laf.
In een afgelegen villa woont de tobberige ingenieur Conzalo in een haat - liefdeverhouding samen met zijn bejaarde moeder. Hij koestert een diepgewortelde haat tegen de wereld, zijn burgerlijke buren en de analfabete boeren in het dorp. Bovenal ergert hij zich aan de nachtveiligheidsdiensten, grotendeels bestaande uit nietsnutten die zich laten voorstaan op een heldhaftig oorlogsverleden maar wier invaliditeit eerder het gevolg is van syfilis dan van granaten. Kort nadat Gonzalo weigert gebruik te maken van hun diensten vindt er in de villa een drama plaats. Het verhaal breekt abrupt af en de lezer moet zelf uitmaken wat er precies is gebeurd.