Een Italiaanse schrijfster zoekt in Parijs een oplossing voor haar identiteitscrisis en haar twijfel aan het nut van literaire arbeid in een door postmoderne oppervlakkigheid gedomineerde samenleving.
In Parijs, in de tweede helft van de 19e eeuw spelende brievenroman over een weduwe die weigert haar huis te verlaten dat in het kader van de stadsvernieuwing zal worden afgebroken.
Als de jonge, aantrekkelijke Saturnine uiteindelijk een ruime kamer vindt in een appartement in een leuke Parijse wijk blijkt er iets raars aan de hand. Zij was de enige kandidate en huisbaas don Elemirio Nibal y Milcar is even bizar als zijn naam doet vermoeden. Hij spreekt met nostalgie over de inquisitie en verbiedt haar de toegang tot die ene geheimzinnige donkere kamer in het appartement. Saturnine komt te weten dat don Elemirio is getrouwd met de vorige vrouwelijke huurders, die een voor een zijn verdwenen. Zal Saturnine aan haar lot ontsnappen?
Wanneer een 60-jarige Nederlandse rentenier in Parijs opeens een straathond in huis krijgt, leert hij tijdens wandelingen met het dier het andere Parijs kennen, een stad vol daklozen, junkies, bedelaars en vooral talloze illegalen. Zijn geweten gaat opspelen.
Een vrouw, pas gescheiden van haar man die in Afrika een krokodillenfarm runt, probeert haar evenwicht te bewaren tussen haar baan, haar twee puberdochters, haar familie en haar nieuwe liefde.
De Parijse schrijver Jean Bosmans raakt in de ban van zijn herinneringen aan de periode waarin hij samen was met Margaret, die net als hij achtervolgd werd: zij door een neurotische stalker en messentrekker, hij door de roodharige helleveeg die zijn moeder zou zijn. Samen droomden ze van een nieuwe horizon, die niet door spoken uit het verleden zou worden versperd. Hun relatie eindigde abrupt toen Margaret halsoverkop de nachttrein naar Berlijn nam. Jaren later probeert Bosmans haar op te sporen.
In de vroege jaren zestig van de 20e eeuw beleeft een oudere man in Parijs een hartstochtelijke romance met een jonge vrouw, die hem op de rand van de afgrond brengt.
Tamouna en Tamaz ontmoeten elkaar tijdens een vakantie aan de Georgische Zwarte Zee in de zomer van 1921, als Tamouna vijftien is. Het is liefde op het eerste gezicht maar het leven drijft hen uit elkaar. Zij vlucht met haar familie naar Frankrijk en hoewel ze elkaar nog af en toe tegenkomen, kunnen ze nooit écht bij elkaar zijn. Op haar negentigste verjaardag geeft Tamouna een groot feest. Zal Tamaz deze laatste kans aangrijpen om haar nog een keer te zien? In flashbacks volgt de lezer het leven van Tamouna: haar jeugd in Georgië, haar ballingschap in Frankrijk en de verdwijning van haar vader.
Als in Parijs in 1979 een studentenhuis afbrandt en zes bewoners de dood vinden, wordt geen misdrijf vermoed, totdat twee jaar later bij toeval ontdekt wordt dat een van de studentes die destijds omgekomen zou zijn nog leeft.