Het levensverhaal van een onder erbarmelijke omstandigheden opgegroeide jongen, die na de Eerste Wereldoorlog in Boedapest in heel uiteenlopende milieus komt te verkeren.
Tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in het Boedapest rond de Tweede Wereldoorlog staan de achtereenvolgende huwelijken van een vermogende, adellijke Hongaarse ondernemer onder druk.
Na de ontmanteling van hun collectieve onderneming vervalt een groepje bewoners van een Hongaars gehucht tot nog grotere troosteloosheid, totdat hun verlosser weer ten tonele verschijnt.
György Konrád beschouwt de invloed van de Hongaarse geschiedenis op de loop van zijn eigen leven: de Duitse bezetting van 1944, de opstand van 1956, toen Hongarije zich probeerde te ontworstelen aan de Russische overheersing en de politieke omwenteling van 1989. Hij analyseert zijn herinneringen, waarbij hij eveneens luchtiger onderwerpen aanroert, zoals de vele reizen die hij maakte, het dagelijks leven in Boedapest en zijn liefde voor de literatuur. Hij keert terug naar de jaren van onderdrukking en vrijheid.