Afhankelijk van de leeftijd en het niveau van de leerling kan worden gekozen welke stapeltjes worden gebruikt. Er kan worden begonnen met 'wie – doen – waar'. Vervolgens kan 'wanneer' worden toegevoegd. Een andere mogelijkheid is om zinnen te maken met 'wanneer – doen+wat – wie – wat – waar'. Door bij elke beurt kaartjes te ruilen, kunnen zinnen worden veranderd. Het spelelement (het verzamelen van de meeste ‘goede’ zinnen) blijkt motiverend te werken.
Een kaartspel rond woordverbindingen, het gaat om wie voelt wat. Waarom passen de kaarten bij elkaar? Zo ruikt de muis de geur van de kaas en de kok proeft de soep. Maar ook de passagier die de zweetgeur van de buurman in de tram ruikt. Elke speler moet zijn keuze verklaren en oefent naast zijn woordenschat ook de zinsbouw.
Educatief bordspel rond taal en spelling. Aan de hand van de aliens leren de kinderen spellen of oefenen ze nieuwe woordenschat in. Dankzij het spelenderwijs leren wordt oefenen leuk!