Een 57-jarige Belgische journalist wordt in 1985 uitgenodigd voor een belangrijke politieke bijeenkomst in Oost-Duitsland; de gesprekken die hij daar voert, brengen hem terug naar de Tweede Wereldoorlog toen hij als 15-jarige jongen het concentratiekamp Buchenwald moest zien te overleven.
Nadat een jonge joodse man in de staat New York een rustige boerderij heeft gekocht, ontdekt hij op zolder een stokoude vrouw die beweert Anne Frank te zijn.
Wanneer in 1942 verschillende Nederlandse agenten, die vanuit Engeland gedropt zijn in Nederland, meteen na aankomst zijn opgepakt, wordt een inlichtingenofficier gedropt om uit te zoeken wat er aan de hand is.
Maartens vader was in de oorlog een invloedrijk NSB-lid. Nu hij 19 is, gaat hij langzamerhand inzien hoe hij jarenlang door het gedachtegoed van zijn vader vergiftigd is.
De jongen die met zijn ouders bij Anne Frank en haar familie tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Achterhuis zat ondergedoken, overleeft de oorlog en begint in de Verenigde Staten anoniem een nieuw leven, maar hij kan zijn verleden niet blijven ontkennen.
Een intelligente en gevoelige joodse vrouw beschrijft haar ontwikkeling en gevoelens tegen de achtergrond van de toenemende bedreiging en isolatie van de joden.
Een jonge joodse vrouw raakt aan het eind van de Tweede Wereldoorlog betrokken bij het Nederlandse verzet; als ze de opdracht krijgt een Duitse officier te verleiden, ontdekt ze dat goed en fout in de oorlog dicht bij elkaar liggen.
Dagboekaantekeningen van een zeventienjarige joodse jongen en meisje, die begin 1942 verliefd werden op elkaar, maar vanwege de anti-joodse maatregelen van de Duitsers in datzelfde jaar gescheiden moesten onderduiken.