Als Behr vier jaar oud is, ontvoeren Stasi-agenten haar moeder. Samen met haar broer belandt ze in een kindertehuis, maar al gauw worden ze door adoptie gescheiden. Wanneer Behr haar moeder jaren later terugziet, zijn ze vreemden voor elkaar geworden.
György Konrád beschouwt de invloed van de Hongaarse geschiedenis op de loop van zijn eigen leven: de Duitse bezetting van 1944, de opstand van 1956, toen Hongarije zich probeerde te ontworstelen aan de Russische overheersing en de politieke omwenteling van 1989. Hij analyseert zijn herinneringen, waarbij hij eveneens luchtiger onderwerpen aanroert, zoals de vele reizen die hij maakte, het dagelijks leven in Boedapest en zijn liefde voor de literatuur. Hij keert terug naar de jaren van onderdrukking en vrijheid.
Tijdens het opruimen van de boedel van haar demente moeder stuit een vrouw op een verzameling handgeschreven lijstjes waarop ze van 1963 tot 2003 nauwgezet bijhield welke cadeaus ze aan familieleden en kennissen gaf.