Tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in het Boedapest rond de Tweede Wereldoorlog staan de achtereenvolgende huwelijken van een vermogende, adellijke Hongaarse ondernemer onder druk.
Binnen het gezin van een Hongaarse violiste, die haar carrière ondergeschikt maakt aan man en kind, ontstaan spanningen als het zoontje, in de traditie van haar aristocratische Engelse schoonfamilie, naar kostschool moet.
In een Zweeds herstellingsoord, kort na de Tweede Wereldoorlog, schrijft een Hongaarse jongeman, die een concentratiekamp overleefde, brieven naar vrouwelijke land- en lotgenoten in de hoop zo perspectief op een normaal bestaan te krijgen.
Na de ontmanteling van hun collectieve onderneming vervalt een groepje bewoners van een Hongaars gehucht tot nog grotere troosteloosheid, totdat hun verlosser weer ten tonele verschijnt.
Een schrijfster probeert de reden te achterhalen van de zelfmoord van haar grootouders: een joodse opa uit Hongarije die de holocaust overleefde en een jongere Duitse oma.
Andor, een vijfendertigjarige schrijver, woont met zijn moeder Rebeka in een klein appartement. Ooit was zij een gevierd toneelspeelster in Boedapest maar nu zet ze geen voet buiten de deur. Andor kan geen weerstand bieden aan haar maniakale tirannie en ondanks het feit dat hun relatie ontaardt in een hel van haat, onderdrukking en leugens is hij niet in staat haar in de steek te laten. Maar als Andor de mooie en zorgzame Eszter ontmoet, is het liefde op het eerste gezicht. Hij besluit Eszter aan zijn moeder voor te stellen.
György Konrád beschouwt de invloed van de Hongaarse geschiedenis op de loop van zijn eigen leven: de Duitse bezetting van 1944, de opstand van 1956, toen Hongarije zich probeerde te ontworstelen aan de Russische overheersing en de politieke omwenteling van 1989. Hij analyseert zijn herinneringen, waarbij hij eveneens luchtiger onderwerpen aanroert, zoals de vele reizen die hij maakte, het dagelijks leven in Boedapest en zijn liefde voor de literatuur. Hij keert terug naar de jaren van onderdrukking en vrijheid.
Het avontuurlijke leven van een Nederlandse vrouw met vele gezichten, beginnend als zij in de zomer van 1942 als 22-jarige op de trein naar Boedapest stapt op reis naar haar veel oudere, getrouwde minnaar.
Portret van de oostelijke Balkan, het Midden-Oosten, de Kaukasus en Centraal Azie͏̈ op de drempel van de 21e eeuw en een vooruitblik op het komende decennium in dit gebied.
In 1944 slaat de Hongaarse Katalin (14) met haar famuilie op de vlucht, want alle Hongaarse Joden worden gedeporteerd. Na verraad komt ze toch in een getto in Boedapest terecht. Daar wordt ze met veel verschrikkingen geconfronteerd. Vanaf ca. 15 jaar.
Een man denkt aan de dingen die voorbij zijn: een uiteindelijk mislukte relatie en een weinig succesvol schrijversbestaan in het communistische Hongarije.