Tijdens autoritten naar zijn doodzieke schoondochter denkt een oude schrijver aan de omstandigheden waaronder een vroegere vriend in de Tweede Wereldoorlog omkwam.
In het Boedapest van 1941 krijgt een 45-jarige diplomaat met een geheim document bezoek van een jonge Finse vrouw, die hem sterk doet denken aan zijn jaren eerder door zelfmoord omgekomen geliefde.
René, de grafdelver van het kerkhof in Mortsel, wil alleen zijn om het graf voor de voddenraper te delven. Het is zijn laatste graf en hij wil nadenken. Ook Gert, de zoon van de voddenraper, heeft het kerkhof uitgekozen om te overdenken wat de voorbije dagen gebeurd is. Er volgt een ontmoeting tussen twee verwante zielen, tussen twee werelden en twee manieren om te rouwen. Tegen die achtergrond beleeft René zijn leven en het bombardement van 1943, dat voor hem en zijn familie zo bepalend is geweest.
Een Franse vrouw hoort pas in 1964 op 26-jarige leeftijd hoe haar ouders en broertjes in juni 1944 tijdens represaillemaatregelen van de nazi's zijn omgekomen.
Als een vrome joodse man in Amerika door een auto-ongeluk in het ziekenhuis belandt, komen herinneringen aan zijn verblijf in Duitse concentratiekampen boven.
Begin jaren dertig van de twintigste eeuw verkeert een jonge Duitse lerares in de onmogelijke positie dat ze haar leerlingen wil waarschuwen voor het opkomend nazisme en tegelijkertijd mee moet spelen omdat ze anders haar baan verliest.
De jongen die met zijn ouders bij Anne Frank en haar familie tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Achterhuis zat ondergedoken, overleeft de oorlog en begint in de Verenigde Staten anoniem een nieuw leven, maar hij kan zijn verleden niet blijven ontkennen.