Eerste boek van het derde deel van de cyclus 'De tandeloze tijd', waarin een Brabantse student gefascineerd raakt door de achtergronden van een voor moord terecht staande vrouw.
Een Spaanse kolonel keert terug uit Marokko, waar hij gewond is geraakt in de Rif oorlog (1921-1926). In Madrid moet hij als officier van de veiligheidsdienst een moord oplossen die te maken heeft met een dagboek.
Een jonge geoloog gaat naar Noorwegen voor zijn promotieonderzoek. De tocht wordt een fiasco: hij heeft geen toegang tot benodigd materiaal, kan zijn collega's nauwelijks bijhouden op expeditie, en wordt geplaagd door de altijd aanwezige muggen. Bovendien blijkt dat de hypothese van zijn promotor al 20 jaar de risee van de geologie is. Hij komt zonder resultaten en een paar illusies armer terug, in het besef dat hij al die tijd vooral probeerde zijn vader te overtreffen.
Een schrijver vindt voor zijn autobiografische relaas van het verblijf van een jongen in een concentratiekamp geen uitgever en probeert een nieuw boek te schrijven.