Studie over de pogingen van het Sovjet-bewind (1917-1991) schrijvers te onderwerpen aan het van partij- en staatswege voorgeschreven en op de propaganda afgestemde socialistisch realisme.
Twee jeugdige geliefden sturen elkaar brieven. Ze blijken niet alleen ruimtelijk, maar ook in de tijd van elkaar gescheiden. De jongen, Volodja, doet als soldaat mee aan de Bokseropstand in China; het meisje, Sasja, schrijft vanuit het Sint-Petersburg van nu. In de brieven die ze elkaar schrijven en waarin het lijkt alsof ze elkaar kennen, vertellen ze over hun eigen leven, herinneringen en de gebeurtenissen die ze meemaken.
Na twintig jaar afwezigheid keert schrijver Sjoetov gedesillusioneerd terug naar Sint-Petersburg. Hij hoopt daar zijn jeugd terug te vinden: de idealen die hij koesterde en de vrouw van wie hij hield. Maar het Rusland van nu en de vrouw van toen zijn niet wat hij ervan verwachtte en zo overheerst de teleurstelling opnieuw, totdat er plotseling een onbekende man in zijn leven komt.
De romantische Anna trouwt met de oudere vorst Prozorski. Al haar hooggestemde idealen over de liefde worden in één klap verwoest als ze bij hem intrekt: de huwelijksnacht is rampzalig, naar het kind dat daaruit geboren wordt kijkt haar man niet om, en hoewel hij niet bepaald een ascetisch verleden heeft, bewaakt hij met ziekelijke jaloezie haar kuisheid. Anna voelt zich al snel aangetrokken tot een jeugdvriend van de vorst. Daardoor komt het huwelijk steeds meer onder druk te staan.
De schrijver, die zelf 11 jaar in de "archipel" (het denkbeeldige eilandenrijk van concentratiekampen verspreid over de Sovjet-Unie) verbleef, verhaalt de lijdensweg van miljoenen Russen die slachtoffer werden van het Stalinisme.