De auteur, hoogleraar en als oblaat verbonden met een benedictijnerabdij, gaat op zoek naar de grondhoudingen en deugden die de benedictijnse spiritualiteit kenmerken. Het cultiveren van de stilte, de toewijding aan werk en studie, het belang van de deemoed, gastvrijheid en zorgzaamheid, van rentmeesterschap, eerbied en het spreken van 'het goede woord' (benedicere): het wordt vandaag ook ontdekt door duizenden leken. Derkse geeft in een vijftal hoofdstukken de grondtrekken weer van de monastieke gelofte, en de benedictijnse kijk op het dagelijks werk.
Felle kritiek op de westerse cultuur, maatschappij en politiek, met een pleidooi voor meer persoonlijke vrijheid en minder inmenging van de overheid, door de Duitse abtprimaat van de benedictijnen.