In het niemandsland tussen het Moorse en christelijke gebied in het Spanje van 1186 voelt een jonge katholieke geestelijke zich aangetrokken tot de joodse kabbala en tot een jonge vrouw.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de Spaanse consul in Shanghai verliefd op een joodse vrouw; hij doet er alles aan om haar te redden, maar wordt daarbij tegengewerkt door de Japanse bezetter.
Als de vader van Constanza Hohenstaufen, de koning van Sicilië, is vermoord en het eiland wordt ingenomen, vraagt zij haar man Peter, kroonprins van Aragón, wraak te nemen.