In Welkom in het Bos zwerven twee vrouwen door een bos - Dora, weggelopen van haar man, en Fannie, die haar steunt en troost. Ze strijden tegen honger en dorst en 's nachts zijn er verontrustende geluiden. Dan stuiten ze op een aantal merkwaardige personages: een timide faun, een rijke nietsnut en een onbehouwen priester. Allen willen ze bevrijd worden van hun lusten, maar de kunst van het verleiden beheersen ze niet. Voor Fannie en Dora zit er niets anders op dan van zich af te bijten. Welkom in het Bos is een onvervalste Van Warmerdam: verbazingwekkend, vervreemdend en genadeloos grappig. (cop. Rap)
Twee broers. De ene, Aston, heeft ter genezing van de hallucinaties die hem kwelden een hersenoperatie ondergaan en is nu nog maar alleen met zijn handen bezig, hij prutst de hele tijd met stekkers en droomt ervan een schuurtje te bouwen bij het huis waar hij door zijn broer is ingezet. De andere, Mick, is werkzaam bij een aannemersbedrijf en heeft een eigen bestelwagen. Hij leeft buitenshuis, maar hij zorgt op zijn manier voor zijn broer en droomt ervan het huis dat nu een rommelhok is, in een paleisje te veranderen, voor hen beiden. Op zekere dag haalt Aston een oude zwerver binnen, Davies, een haveloze, nutteloze klaploper die probeert zijn nietigheid te verbergen achter veel zielige opschepperij. Hij heeft relaties en referenties, heeft alles meegemaakt en kan alles, alleen moet hij eerst schoenen hebben want anders kan hij niet naar Sidcup gaan om zijn papieren op te halen en zijn echte naam terug te krijgen; hij moet eerst een klok hebben, want anders weet hij niet hoe laat het is; hij moet eerst een mes hebben, want anders kan hij zijn brood niet snijden en niet eten. Beurtelings stellen de broers de zwerver aan als huisbewaarder. Beurtelings tracht hij de twee broers voor zich te winnen. Hij tracht hen tegen elkaar op te zetten en tegenover de ene broer geeft hij op de andere af. Aston zegt tenslotte tegen Davies dat hij naar een ander onderkomen moet uitkijken; terwijl Davies daar van alles tegenin brengt, blijft Aston met zijn rug naar hem toe staan, onbeweeglijk. (cop. NVA)
Twee broers. De ene, Aston, heeft ter genezing van de hallucinaties die hem kwelden een hersenoperatie ondergaan en is nu nog maar alleen met zijn handen bezig, hij prutst de hele tijd met stekkers en droomt ervan een schuurtje te bouwen bij het huis waar hij door zijn broer is ingezet. De andere, Mick, is werkzaam bij een aannemersbedrijf en heeft een eigen bestelwagen. Hij leeft buitenshuis, maar hij zorgt op zijn manier voor zijn broer en droomt ervan het huis dat nu een rommelhok is, in een paleisje te veranderen, voor hen beiden. Op zekere dag haalt Aston een oude zwerver binnen, Davies, een haveloze, nutteloze klaploper die probeert zijn nietigheid te verbergen achter veel zielige opschepperij. Hij heeft relaties en referenties, heeft alles meegemaakt en kan alles, alleen moet hij eerst schoenen hebben want anders kan hij niet naar Sidcup gaan om zijn papieren op te halen en zijn echte naam terug te krijgen; hij moet eerst een klok hebben, want anders weet hij niet hoe laat het is; hij moet eerst een mes hebben, want anders kan hij zijn brood niet snijden en niet eten. Beurtelings stellen de broers de zwerver aan als huisbewaarder. Beurtelings tracht hij de twee broers voor zich te winnen. Hij tracht hen tegen elkaar op te zetten en tegenover de ene broer geeft hij op de andere af. Aston zegt tenslotte tegen Davies dat hij naar een ander onderkomen moet uitkijken; terwijl Davies daar van alles tegenin brengt, blijft Aston met zijn rug naar hem toe staan, onbeweeglijk. (cop. NVA)
Nadat Mozes het Israelische volk bevrijdde valt het hen zwaar om in vrijheid te leven. Ze vinden vuil water. Mozes maakt van bitter, zoet water. Hij roept op om op God te vertrouwen. God belooft om voor eten te zorgen. Ze zijn afhankelijk van God; de aarde behoort God toe. (cop. Desmaele)