Drie rijke en gierige boeren proberen een vossenfamilie te doden, omdat deze al hun pluimvee opeet. Maar meneer Vos is erg slim! Voorlezen vanaf ca. 7 jaar, zelf lezen vanaf ca. 9 jaar.
De grondgedachte die in Elkerlijk wordt uitgebeeld is: eens komt de dag dat ieder van ons - elkerlijk - rekening en verantwoording zal moeten geven van zijn aardse leven. Ons aardse bestaan en onze goederen zijn immers slechts geleend, zoals in de parabel van de talenten gesuggereerd wordt. Een huiveringwekkende dag, waarop wij afscheid zullen moeten nemen van al het aardse waaraan wij ons gehecht hebben; een dag waarop al die aardse goederen - familie, vrienden, eer, rijkdom, kracht, schoonheid, verstand - ons onbarmhartig in de steek zullen laten, en wij alleen geholpen kunnen worden door onze deugd, d.i. onze gesteldheid om het zedelijk goede (in ruime zin) te doen, de eigenschap die op aarde het minst in aanzien is. De dichter van Elkerlijk is er op buitengewone wijze in geslaagd, die grondwaarheid in een toneelspel uit te beelden. (cop. Steenbergen)
De notaris, de directeur, de dokter, de substituut, vier hooghartige bourgeois gaan op jacht. Van de jachtopzichter vernemen ze dat er een ever in het bos zit. Ze zullen die indringer eens neerknallen. Ze vertrekken het bos in maar verdwalen.Terwijl ze uitrusten spelen ze een spelletje : ze gaan mekaar eens de waarheid zeggen. Dit loopt uit de hand, want onder invloed van de drukkende sfeer van het bos vertelt Jean-François werkelijk wat hij denkt van zichzelf en van de anderen.De jagers raken steeds meer en meer vermoeid, ze verdwalen steeds verder en verder. OP hun weg ontmoeten ze Buffalo Bill en de Gelaarsde Kat. Van deze laatste vernemen ze dat ze in het sprookjesbos zijn terechtgekomen. De jagers raken steeds meer en meer overspannen, ze gaan mekaar weer beschimpen. Twee van hen blijven er voor dood achter.Intussen is de jachtopziener op zoek gegaan naar de vermisten. Hij vindt de twee achtergeblevenen en stuurt zijn dochter en diens verloofde naar het dorp om hulp.De twee jonge mensen botsen op de twee nog verdwaalde jagers. Een van de jagers schiet bij vergissing de jonge man dood.De jagers trachten dit ongeval te minimaliseren en in de doofpot te steken. De jonge man was maar een vreemde, van geringe afkomst, een indringer in hun bossen. De dochter van de jachtopziener vindt wel iemand anders om van te houden. (cop. VVT)
