Verhandeling over het afbrokkelen van het optimistische vooruitgangsdenken van de naoorlogse middenklasse, en de opkomst van extreem zelfbehoud en maatschappelijk egoïsme.
De auteur bouwt in dit boek een systematisch betoog op over de democratische rechtsstaat. Vanaf het mensbeeld wordt geredeneerd naar de morele orde, de godsdienst, de rechtsstaat en zijn instituties, de ondermijning daarvan door marxisme, revoluties, machtsdenken, maakbaarheid, totalitarisme en vooral populisme. De auteur ziet vooral Wilders' populisme als bedreiging.