Beschrijving van drie samenwerkingsvormen in de Nederlandse economie: belangenorganisaties, kartelvorming en fusies/overnames. Alledrie streven naar beheersing en controle van het concurrentieproces. Wanneer maakte het Nederlandse bedrijfsleven gebruik van welke samenwerkingsvorm en met welke motieven? Wat is de onderlinge relatie tussen de verschillende samenwerkingsvormen?