Het boek begint in 1930, als Frederikke Leuenbech als enigszins verbitterde dame in een stoel zit en terugdenkt aan vroeger. In 1875, vlak voor haar bruiloft, verbreekt Frederikke haar verloving met een saaie dominee. Direct daarna wordt ze verliefd op de charmante en idealistische gynaecoloog Frederik Faber. Ze trouwen met elkaar en ze verkeren in een vriendenkring van beroemde vrijdenkers. Als Frederikke na acht jaar ontdekt waarom Frederik haar niet fysiek bemint, stuurt ze hem weg.