Een Friese freule houdt zich zo veel mogelijk afzijdig van haar huisgenoten: haar fletse echtgenoot, haar dementerende schoonmoeder en haar verstandelijk gehandicapte stiefzoon; een jonge gouverneur schudt het treurige huishouden door elkaar.
Een jongeman verblijft rond 1900 op een zolderkamertje in Parijs; daar leidt zijn zoekttocht naar waarachtige rechtvaardigheid en vrijheid tot radicalisme en tragische gevolgen.