Jan Beukels (1509-1536), afkomstig uit Leiden, sluit zich na omzwervingen in Engeland en Portugal aan bij de wederdopers, een fanatieke religieuze/kerkelijke stroming.
Een 43-jarige vrouw keert na een crisis in haar persoonlijke leven tijdelijk terug naar haar familie in de mennonietengemeenschap in Californië waar ze opgroeide. Daar overpeinst ze haar leven, herleeft haar mennonitische jeugd en komt in het reine met zichzelf.
Een jonge vrouw haalt haar zieke vriendin en haar gezin over om van het ongezonde 19e-eeuwse New York naar het landelijke Kansas te verhuizen. Onderweg voltrekt zich een tragedie.
Als een jonge arts wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor het kind van een verpleegster waarvan hij de vader zou zijn, zoekt hij de familie op en hoort de waarheid.
Na jaren te zijn weggeweest keren Suzanne en haar dochter terug naar de mennonitische gemeenschap die de destijds zwangere Suzanne noodgedwongen verlaten had.
Een jonge vrouw is draagmoeder, maar wanneer er iets mis blijkt te zijn met de baby wil het stel voor wie ze het kind draagt abortus. Daarop zoekt de vrouw onderdak bij een mennonitisch opvangtehuis.
Een jonge verslaggever duikt enkele weken onder bij de mennonieten met het doel aan te tonen dat het in hun gemeenschap niet enkel rozengeur en maneschijn is; hij raakt echter meer gecharmeerd van de mensen dan hij vermoedde.
Een jonge vrouw gaat op zoek naar haar biologische moeder, terwijl haar adoptiemoeder worstelt met gevoelens voor haar jeugdliefde en het geheim dat ze al jaren met zich meedraagt.
Als Leora Ebersole het kleine vliegtuig ziet neerstorten in haar mennonietengemeenschap, rent ze eropaf. Ze verzorgt de gewonde piloot, Moses, bij haar thuis en beseft al snel dat de crash werd veroorzaakt door de onverklaarbare stroomuitval.
Als de stroom is uitgevallen probeert een jonge vrouw met de anderen van een mennonietengemeenschap in de bergen te overleven, maar naarmate de stroom langer wegblijft, neemt de dreiging toe.