Onder de Nederlanders die in de zeventiende en achttiende eeuw naar ‘de West’ vertrokken, bevonden zich onderzoekers die wilden leren over ziektes als wormen, geslachtsziektes, koortsen en de behandelwijzen. Ze vergaarden medische kennis onder de inheemse bevolking, van slaven, in oorlogsomstandigheden en tussen de kannibalen.
Als een medicijnenstudent eind 17e eeuw in Estland een oplossing voor zijn melancholische gemoedstoestand zoekt, zakt hij toch verder weg in depressies; met zijn kennis van wetenschap en filosofie probeert hij zijn toestand te verbeteren.