Mrs. Lilly Piper is werkster op het kantoor van George Hamilton, die samen met Bill Collins, Alan Brewster en Mr. Andrews een maatschappij heeft opgericht, die zich bezighoudt met op de markt brengen van nieuwe uitvindingen. Nu wil het geval, dat testamentair bepaald is, dat bij overlijden van één van de vennoten zijn aandeel voor een habbekrats naar de anderen gaat. Het wekt dan ook weinig verwondering, dat Mr. Andrews al in de eerste scène op mysterieuze wijze vermoord wordt op het kantoor van Hamilton, net op het moment dat Lily Piper de boel aan het schoonmaken is. Commissaris Harry Baxter, een oude kennis van Lily, wordt ingeschakeld om deze moord tot klaarheid te brengen. Dan blijkt dat Lily in haar schoonmaakwoede alle aanwijzingen (vingerafdrukken enz.) heeft uitgewist en dat is voor Baxter aanleiding om Lily als hoofdverdachte te bestempelen. Reden genoeg voor Mrs. Piper om samen met haar nicht en vriendin Aimee Watson op onderzoek uit te gaan als de politie het kantoor verlaten heeft. Als een tweede Sherlock Holmes zoekt zij naar nieuwe aanwijzingen en zij vindt inderdaad een stukje touw, waarmee zij de dader denkt te vinden, alleen hoe is nog niet duidelijk. Baxter voelt zich danig in de wielen gereden door het zelfstandige optreden van Lily en dat leidt tot een pittige discussie, die wordt onderbroken door het nieuws dat er ook een mislukte aanslag op Hamilton is gepleegd. De volgende dag, als Hamilton rustig op zijn kantoor zit te werken, staat er plotseling een indringer voor zijn neus. Hamilton reageert onmiddellijk en schiet de man neer: onder de vermomming blijkt zich mededirecteur Collins te verschuilen. Als Brewster even later zogenaamd zelfmoord heeft gepleegd, zit Baxter pas goed in de problemen, want hij kan niet bewijzen, dat Hamilton de dader van alle moorden is. Maar Mrs. Piper zou Mrs. Piper niet zijn als zij niet via een zeer ingenieuze (en amusante) reconstructie, de zaak oplost en Hamilton ontmaskert. (cop. NCA)
