De provincie West-Vlaanderen heeft de voorbije decennia vele en veelsoortige dichters voortgebracht. Het boek bundelt 18 bijzondere West-Vlaamse dichters die sinds 1955 de West-Vlaamse of de Interprovinciale Poëzieprijs hebben ontvangen. Deze bloemlezing bevat gedichten van Hugo Claus, Christine D'haen, Mark Dangin, Jozef Deleu, Frans Deschoemaeker, Luuk Gruwez, Walter Haesaert, Patricia Lasoen, Herman Leenders, Gwy Mandelinck, Andries Poppe, Ria Scarphout, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Jan van der Hoeven, Toon Vanlaere, Peter Verhelst en Gust Vermeille.
De bundel bevat Nederlandse nonsens- en plezierdichters van de 20ste eeuw, samengebracht door Vic van de Reijt. We lezen er gedichten van bekende namen in het genre, zoals Kees Stip, Jan Kal en Lévi Weemoedt. Een voorbeeldje van Kees Stip: 'Bij Noordwijk zwom een nat konijn / temidden van een school tonijn. / 'Tja', sprak het beest', dat tomt er van / als men de 'ta' niet zeggen tan'.' Het is eens leuk dergelijke gedichten te lezen, tussen alle ernst door.
Met Cindy's nieuwe vriend is iets vreemds aan de hand. Bij volle maan verandert hij in een weerwolf. Wanneer Jill daarachter komt, wil ze haar zus beschermen. Maar Cindy is zich van geen gevaar bewust en vreest enkel maar rivaliteit van haar zus. Als dan ook nog enkele jongens zich ermee bemoeien, dreigt de zaak uit de hand te lopen.
De 13-jarige, uit de kluiten gewassen zittenblijver dikke Idde mag in het Vlaanderen van de jaren vijftig eindelijk naar de laatste klas. Vanaf ca. 12 jaar.
Wanneer een Vlaamse jongen in 1912 naar New York emigreert, kan hij niet vermoeden onder welke omstandigheden hij terug zal keren naar zijn geboortegrond.