Een Vlaamse gravin, die met een bonte groep metgezellen in een gele minibus door Vlaanderen trekt, roept heftige reacties op bij bekrompen burgers en racistische politieagenten.
In 94 passages van zo'n twee tot vijf pagina's verhaalt hoofdpersoon Oscar Van Beuseghem over zijn leven en alles en iedereen wat hem dwars zit. Vaste elementen daarbij vormen vooral zijn weerzin jegens zwarte vluchtelingen uit Afrika en de eindeloze slechtheid van vrouwen die zich het leven vergemakkelijken door de andere sekse uit te kleden. Daar tussendoor verhaalt hij over misbruik door zijn moeder, tante en oom. Uiteindelijk brengt zijn verknipt leven hem tot het plegen van moorden, waarvoor hij in een psychiatrische inrichting belandt. De hoofdpersoon overschrijdt regelmatig alle fatsoensgrenzen en discrimineert er lustig op los. Zijn stijl is echter die van een cabaretier: door de overdrijving krijgt het gepresenteerde een waanzinnig humoristisch effect.
Barry King, een Vlaamse autoverkoper met een midlifecrisis, gaat samen met zijn Turkse vriend Gele Ali de bloemetjes buiten zetten in het uitgaansleven van Berlijn. Daar vindt hij de liefde van zijn leven maar zijn avontuur eindigt in een catastrofe.
Deze tweede roman over Oscar Van Beuseghem is geen vervolg op Natte dozen, maar is wel vergelijkbaar qua sfeer en verteltrant. Oscar komt in een psychiatrische instelling terecht, is verliefd op zijn zeventienjarige pleegdochter uit Soedan en krijgt kanker. Dat laatste stelt hem ernstig op de proef.
Twee jaar nadat hij door zijn vader aan de schrale zorgen van de aartslelijke zusters Crique is toevertrouwd, trekt Werner plots de wereld in. Aan de zijde van Orzas, een vadsige beer die een poot mist, sukkelt hij van de regen in de drop. Iedereen profiteert van de aimabele jongen. Is het niet voor geld, dan wel voor seks.
Beertje en Oogje zijn beiden gedumpt in het reizende Huis van Vertier, slaan na een noodlottig ongeval op de vlucht en beleven bizarre avonturen voordat ze een veilige plek vinden.
De kerk is in onze contreien op sterven na dood, maar tienduizenden Vlamingen hebben hun geloof allesbehalve afgezworen. In kapellen, bedevaartsoorden, volkse processies, vaak bizarre heiligdommetjes en grotten: daar worden de christelijke tradities en rituelen met nooit geziene ijver en overgave beoefend. Journalist Marnix Peeters trok een jaar lang door deze (sub)cultuur en bezocht een honderdtal van die schemerplekken.