In zijn boek bespreekt Klaas Rozemond onder meer Arendts opvatting over de banaliteit van het kwaad, Eichmanns verdediging, en het vonnis van de rechtbank in Jeruzalem. Daarnaast analyseert hij het geweten van nazi’s en andere Duitsers tijdens de Holocaust, het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram, het kwaad van Kaïn uit de Bijbel en van Callicles uit de Gorgias van Plato, het idee van het radicale kwaad volgens Arendt en Kant, het kwaad van Auschwitz en Westerbork, en de opvattingen van hedendaagse filosofen over het kwaad.
Een filosoof die weet dat hij gaat sterven en de laatste maanden van zijn leven in een verpleegtehuis verblijft, overdenkt zijn leven en vraagt zich af of hij iets van waarheid heeft gevonden.
Deze roman bevat de overpeinzingen van een filosoof die weet dat hij gaat sterven. Bij het begin van het boek verhuist hij naar een verpleeghuis en twee maanden later kan hij zijn bed al niet meer uit. Zestig dagen lang schijft hij elke dag twee pagina's over de grote vragen van het leven en van de filosofie. Heeft hij iets van waarheid gevonden of blijft er enkel twijfel? Heeft zijn zoektocht hem getroost of blijft er enkel leegte? Gesprekspartner bij zijn overpeinzingen is Fatima, die zijn kamer schoonmaakt en hem helpt.